In de commissie onderwijs van het Vlaams Parlement stelde parlementslid Hannelore Goeman (Vooruit) volgende vraag over de inkanteling van het deeltijds beroepssecundair onderwijs (dbso) in het stelsel duaal leren aan onderwijsminister Ben Weyts (N-VA).
Zult u het mogelijk maken om te werken met stageovereenkomsten alternerende opleiding in duaal leren? Zullen op basis van die stage-ervaring ook bewijzen van kwalificatie kunnen worden toegekend? Zullen er extra middelen worden voorzien voor de CDO’s, zowel op het vlak van personeel als van infrastructuur, om de kwaliteit van de werking te garanderen en een voltijds engagement te kunnen realiseren voor elke leerling? Zult u zorgen voor de nodige personeelsomkadering voor scholen en CDO’s om kwaliteitsvolle aanloopstructuuronderdelen te kunnen organiseren? Hoe verloopt de voorbereiding van de regelgeving om in alle duale trajecten de mogelijkheid te bieden om modulaire opleidingen te voorzien, zoals u aangaf in het antwoord op een vraag die ik u eerder stelde? Zou het gehele stelsel van leren en werken en duaal onderwijs niet gebaat zijn bij een modulaire opbouw?
In zijn antwoord stelt minister Ben Weyts:
Op 1 oktober van dit schooljaar waren exact 2334 leerlingen bezig in duaal leren in iets meer dan 100 opleidingen, waarvan meer dan de helft in het gewoon voltijds onderwijs. Dat zijn allemaal jongeren die actief en positief kiezen voor die vorm van onderwijs. En voor elke leerling is er ook een bedrijf dat substantieel investeert in die opleiding. Duaal leren kent onmiskenbaar een tragere start dan gehoopt. Maar er zijn sinds duaal leren begon wel meer leerlingen dan ooit effectief aan het leren in een bedrijf en op school in het secundair onderwijs. We zien ook geen stagnatie: het aantal leerlingen stijgt jaarlijks en 80 scholen vroegen een programmatie aan voor 313 opleidingen voor volgend schooljaar. Voor alle duidelijkheid: dat komt nog boven op het bestaande aanbod. Als u mij vraagt op welke vlakken we moeten werken om duaal leren aantrekkelijker te maken, denk ik vooral aan drie punten, waarvan er al een paar aangehaald werden. Een studiekeuze is een zeer belangrijke en ingrijpende keuze. We stellen vast dat nog altijd meespeelt dat onbekend onbemind is. We moeten ouders en leerlingen dus goed informeren over wat duaal leren inhoudt en aangeven dat dat een volwaardige leerweg is, die leidt tot een getuigschrift of diploma en tot veel meer kansen op de arbeidsmarkt. Ik denk dat we ook nog sterker moeten inzetten op het verspreiden van goede praktijkvoorbeelden, van succesverhalen van jongeren die ervaring hebben met duaal leren.
Een tweede element, vervolgt Ben Weyts, is dat we ook aan scholen duidelijk moeten maken wat duaal leren inhoudt en welke opportuniteiten dat kan bieden voor hun leerlingen. Het zou dus goed zijn als scholen duaal leren opnemen in hun regulier aanbod. Uit het recente SERV-advies (Sociaal-Economische Raad van Vlaanderen) op de programmatie-aanvragen blijkt dat er nog veel werkplekken zijn voor jongeren die duaal willen leren, zeker voor knelpuntberoepen.
Een derde element, nog steeds volgens de minister, is dat we de bedrijven aan boord moeten houden en trekken. Er is natuurlijk ook het punt dat we moeten zorgen voor voldoende en kwalitatieve werkplekken voor jongeren, waardoor het voor hen aantrekkelijker wordt om in te stappen in het systeem. Maar door die kwaliteitsvereisten ga je natuurlijk sommige bedrijven afschrikken. Het samenspel van onderwijs en bedrijven is onderwerp van overleg in het Vlaamse Partnerschap Duaal Leren en in de sectorale partnerschappen. Wat bijvoorbeeld door sommige bedrijven als een drempel wordt ervaren, is dat het Departement Werk en Sociale Economie, onder bevoegdheid van collega Crevits, die ondernemingen moet erkennen. Een belangrijk criterium is of het bedrijf in staat is om de juiste competenties aan te leren, aldus minister Weyts.
Dit artikel verscheen op 14/02/2022 in de nieuwsbrief van Tracé Brussel vzw.
De volledige vraag en antwoord, inbegrepen tussenkomsten van diverse parlementsleden, leest u hier